De Griek Aristarchus had de oplossing:
Door goed te kijken naar een maansverduistering zag hij hoe groot de aarde was ten opzichte van de maan:
Nu wist hij dat de maan ongeveer drie keer zo klein was als de aarde, en zo berekende hij dat de maan ongeveer 384000 kilometer is. Er passen dus ongeveer 30 aardbollen tussen de aarde en de maan!
Een andere manier is om te kijken naar plaats van de maan ten opzichte van verschillende punten op aarde:
De planeten staan veel verder weg, dus is het veel moeilijker om de afstand te meten. Pas in 1672 slaagde Cassini hierin:
Terwijl hij in Parijs bleef, ging zijn collega Jean Richer naar Amerika. Ze zagen een ontzettend klein verschil: ongeveer de dikte van een haar op 2 meter afstand! Hieruit konden ze de afmetingen van het hele zonnestelsel berekenen:
Mercurius: 58 miljoen kilometer
Venus: 108 miljoen kilometer
Aarde: 149 miljoen kilometer
Mars: 228 miljoen kilometer
Jupiter: 779 miljoen kilometer
Saturnus: 1434 miljoen kilometer
Uranus: 2873 miljoen kilometer
Neptunus: 4495 miljoen kilometer
Pluto: 5870 miljoen kilometer
Als de aarde zou krimpen tot een speldenknop, en de zon tot een voetbal, dan zou het zonnestelsel er zo uitzien: